Splitsville

Leiden, vrijdagavond 29 maart 2019

De dag is zonnig en de avond is helder. Vanwege de nachtdienst van mijn significant other kan ik helaas niet mee naar Breezanddijk en moet ik in de stad blijven. Maar niet getreurd, ik heb een aantal leuke dubbelsterren op mijn lijst staan om te splijten. Met dank aan de Cambridge Double Star Atlas, waarin een mooie lijst staat van dubbelsterren die er uit springen, per sterrenbeeld. Hieruit kies ik die sterrenbeelden die in deze tijd van het jaar gunstig staan: Tweelingen, Grote Beer, Lynx en Leeuw. Dan bewaar ik de Jachthonden en de Maagd (en heur haar) voor de volgende keer.
De Dob staat al de hele middag buiten dus de afkoeling van de spiegel zit wel goed. De seeing is duidelijk minder goed dan afgelopen zondag; Sirius B lukt nog maar net met de 12.5 mm Fujiyama ortho. Dit oogstuk speelt deze avond een gedeelde hoofdrol met mijn kersverse aanwinst: een 6 mm Televue Radian. Van dit grotemensenspeelgoed heb ik vanavond inmiddels al veel plezier gehad.

We beginnen in Gemini; het kan nog net voordat de tweeling over de dakrand huppelt. δ Gem is een middelnauwe dubbelster waarvan de zwakkere begeleider een wat rossige tint lijkt te hebben.

Hogerop, in de kop van de Lynx, is een mooi triplet te vinden, 12 Lyn. Op zoek naar dit object verdwaal ik bij de Grote Beer, en terwijl ik me probeer te oriënteren kom ik een asterisme tegen in de zoeker dat ik herken van de starhop naar M81 en M82. Dat betekent dat ik in de buurt ben van M81 en M82 dus zet ik die meteen even in beeld. In een waterige M82 kan ik net de verheldering van de kern zien, verder helemaal niks. Daaruit blijkt dat de transparantie niet best is vanavond; dat vermoedde ik al vanwege de grote halo die ik ‘s middags om de zon had gezien.

Gelukkig trekken dubbelsterren zich daar niets van aan en even later vind ik toch mijn weg naar 12 Lyn. In widefield op 75x is het systeem als dubbel te zien maar de Radian op 300x splijt de heldere hoofdsterren, die maar 1.7 boogseconden uit elkaar staan. Aha, daar zitten dus de ogen van de Lynx.

Helemaal aan de andere kant, in de staart van de pluimoorkat vinden we 38 Lyn, een nauwe dubbel waarvan de zwakke begeleider een tikkie rossig is.

In de andere hemelkat vind ik Algieba, a.k.a. γ Leo. Deze dubbelster verrast me door zijn kleur. “Golden suns”, noemt de Double Star Atlas het, en dat is niets teveel gezegd. De kleur spat eruit, met dank aan de opening van de Harroscope en de loepzuivere Ortho.

Verderop in de Leeuw is ook een leuke dubbel te zien, 54 Leo. Hier weer een asymmetrisch stel waarvan de hoofdster wit is en de welp ietwat blauwachtig.

Tenslotte mik ik in de Grote Beer nog op de zeer nauwe Alula Australis, ofwel ξ UMa. Om deze te splijten werp ik de Radian weer in de strijd, die een mooi helder koppel laat zien van bijna even heldere, geelwitte sterren.

De transparantie lijkt er in de loop van de avond niet beter op geworden maar ik ben eigenwijs en mik de kijker nog even op bolhoop M3 in de Jachthonden. Ik word aangenaam verrast door het beeld in de 6 mm Radian: een ragfijn speldenkussen van zwakke sterretjes, dat naar het centrum toe steeds dichter wordt maar ook daar nog steeds opgeloste sterren laat zien, tegen een achtergrond van onopgelost sterrenstof. Daarmee is de seeing die kant op blijkbaar toch wel OK want ik zit dus wel 300x te vergroten. Zelfs met de Televue Barlow ertussen op 600x zijn de sterren nog niet helemaal ontploft en wordt de bolhoop meer dan beeldvullend, maar het ongebarlowde beeld vind ik mooier.

Met dat fraaie beeld besluit ik de avond. Zo is ook op een avond thuis in de stad, met suboptimale omstandigheden, een hoop moois te zien. En dan volgende keer weer lekker hardcore Arpharken en Hicksonhappen.

Laaghangend fruit

Astronomisch duister om 21:00 uur, binnentrekkende bewolking in de kop van Noord-Holland om 22:00. Nee, dat ene uur donker is de rit naar het Dijkgatsbos niet waard. Jammer maar helaas. In plaats daarvan zet ik de spiegelbak van de telescoop om twee uur buiten, op deze zonnige zondagmiddag, om daarna lekker even met mijn lief uit te waaien op het strand van Katwijk. ‘s Avond om een uur of zeven, nog bij licht, bouw ik de telescoop verder op en om een uur of acht kan het feest beginnen. Ik was het niet van plan maar Sirius leent zich als eerste om de zoeker uit te lijnen nu ik er toch ben probeer ik even Sirius B. En dat lukt wonderwel, de Pup is meermalen heel duidelijk te zien, soms wel tien tot vijftien seconden achter elkaar. Hij zit wel precies op een spike, niet een van de vier hoofdspikes maar in zo’n kleine daar 45° tussen in. Daar zal vast een naam voor zijn. Maar hoe dan ook is de pup duidelijk zichtbaar bij diverse vergrotingen, maar het best met de 12.5 mm Fujiyama Ortho op 145x. Het valt me nu weer op wat een fijn oculair dat is, samen met zijn 18 mm-broer (100x). De seeing is vanavond lang niet slecht.
Nu ik toch bezig ben leg ik ook even aan op Procyon, eveneens een dubbelster, om zijn begeleider te zien. Helaas blijkt dat te hoog gegrepen; op de plek waar de begeleider zou moeten staan zie ik alleen een soort staart van segmenten van diffractieringen die toevallig die kant op wijzen. Volgende keer beter, bij nog betere seeing.

Ondertussen is het alweer bijna donker en ik geniet even lekker low key van mijn favorieten M44, de Beehive Cluster, en M67. Die laatste vergroot ik even door naar 225x en nu valt me voor het eerst de driehoekige vorm op van het cluster. Wat me ook opvalt is de achtergrond van hele fijne sterren, wat me verbaast vanuit de stad. De overgang van cluster naar omgeving is scherp afgetekend, de heldere sterren van M67 lijken op een “mat” van niet opgeloste zwakkere sterren te liggen.

Vanavond had ik het plan om mijn nieuwe Televue 2x Barlow uit te proberen op de Eskimonevel, met een lekker hoge vergroting. Helaas is dit object al te ver naar het westen gedraaid tegen de tijd dat het goed donker is, dus die zit voorbij het dak. Daarom ga ik verder naar een object dat al jaren in de PSA staat maar dat ik nog nooit heb waargenomen. En dat kan niet natuurlijk. Het gaat om Lalande 21185. Eerst heb ik een week of twee geleden maar eens uitgezocht wat Lalande 21885 dan wel is. Het blijkt de helderste rode dwerg te zijn die we vanuit onze boreale wereld kunnen waarnemen (vanaf het zuidelijk halfrond zijn AX Micrsocopii en Lacaille 9352 waar te nemen en die zijn helderder). En dat is leuk, want ik vroeg me onlangs toevallig af of er rode dwergen zijn die dichtbij genoeg staan om visueel waar te nemen. Leve de PSA. Lalande 21185 staat praktisch om de hoek, op 8.31 lichtjaar van ons vandaan. Je loopt bij wijze van spreken de Oortwolk uit, dan nog zo’n stuk en je bent er al.
Zo goed als de seeing is, zo matig is de transparantie want met het blote oog zijn de poten van de Grote Beer nauwelijks zichtbaar. De starhop verloopt dus met de zoeker vanaf Phecda, maar na enig gehannes laat de zoeker al een rossige ster zien. Het is beet, ik heb mijn eerste rode dwerg gespot.

Dan ga ik even naar binnen om de jongste twee jongens op bed te leggen. Met enige trots kondig ik aan dat ik een rode dwerg heb gezien. Mijn zoon van 18 en zijn dito vriendin blijken het reuze interessant te vinden, en mijn zoon vraagt of ik dan ook Wolf 359 kan zien. Wolf wat? Mijn fantasyminnende zoon en zijn dito vriendin blijken deze ster te kennen uit Star Trek en andere verhalen, maar Skysafari geeft aan dat hij ook echt bestaat, zich in Leo bevindt en magnitude 13.53 heeft. Daarmee ligt Wolf 359 dus in principe binnen het bereik van mijn Harroscope maar gezien de matige transparantie laat ik hem vanavond even voor wat hij is. Maar hij staat voor de volgende keer met stip genoteerd.

Een avond als deze is natuurlijk uitstekend geschikt voor dubbelsterren. Sirius B was natuurlijk weer een leuke vangst maar bijzonder fraai is de geel-blauwe ι (iota) Cancri. Albireo maar dan anders. Ondertussen zit ik lekker te appen met mijn waarneemmaten die ook aan het tuinieren zijn, en geïnspireerd door @cloudbuster zoek ik Castor weer eens op, een nauwe heldere dubbelster die volgens de schetsgrootmeester dubbele spikes geeft. En verhip ja, al moet ik wel perifeer kijken om de tweede spike te zien, want de zuidelijke ster blijft helderder dan de noordelijke en de horizontale spikes van die laatste zijn dus net wat lastiger te zien. Ook zwenk ik nog even naar ζ (zeta) Cancri, die zich mooi in drie componenten laat oplossen, waarvan er twee wel heel dicht op elkaar staan.

Een ander object dat de PSA aangeeft en ik nog niet heb waargenomen is Groombridge 1830, ook in de Grote Beer. Ja inderdaad, ik wil alles wat in de PSA staat ook waarnemen. Goed, de noordelijke galactische pool geloof ik wel, maar voor de rest levert zo’n mysterieobject altijd een leuke waarneming op. Zo ook Groombridge 1830.
Het blijkt te gaan om een gele subdwerg die zich onderscheidt door zijn hoge eigenbeweging. Toen de ster begin 19e eeuw werd waargenomen door een Britse astronoom die toevallig net zo heette als het object, bleek zijn eigenbeweging zo hoog dat hij 61 Cyg (Piazzi’s Flying Star) in dat opzicht van zijn troon stootte. Vervolgens moest hij zijn meerdere erkennen in Kapteyn’s Star en Barnard’s Star. Nou ja, niet helemaal, want Groombridge staat wel een pak verder weg dan al die Oortwolkknuffelaars, namelijk op 29.7 lichtjaar. Daarmee is zijn werkelijke snelheid een stuk hoger.

Als vervanger voor de Eskimonevel mik ik tenslotte de kijker nog op IC3568, ook wel bekend als de Lemon Slice Nebula. Het doorvergroten gaat heel goed en hier komt de nieuwe Barlow goed van pas. Uiteindelijk zit ik met de 5mm Ortho plus Barlow op 720x vergroting, wat in combinatie met OIII-filter een mooie ronde vlek laat zien met een helder midden en een veel zwakkere halo. Als ik dat goed heb gezien tenminste. Niet heel indrukwekkend maar goed, IC3568 is ook niet de meest eenvoudige planetaire nevel en het blijft een stadshemel. Ik vind het alvast veelbelovend.
Lekker op tijd ruim ik de boel op, om elf uur ben ik binnen, gewapend met twee veldschetsen en een aantal leuke waarnemingen. Ik heb me weer vermaakt vanavond.

Deepskynacht

Dijkgatsbos, zondagavond 24 februari 2019

Aan degenen die deepsky maar een grijze bedoening vinden kan ik van harte Hind’s Crimson Star aanbevelen. R Leporis, zoals de ster officieel heet, is een variabele koolstofster die in 1845 werd waargenomen door de Britse astronoom J.R. Hind. Sinds 2015 treed ik in zijn voetsporen want elke winter zoek ik de vuurrode ster in Lepus de haas graag weer op. Dit jaar is daarop geen uitzondering, het is mijn eerste object op deze avond in het Dijkgatsbos en het lukt nog net, voordat de haas de boom in rent. Ook nu geniet ik van de kleurrijke stip.

Na een soepel verlopen collimatie en uitlijning van zoeker en RDF is het tijd voor koffie. We zijn vanavond met zijn zessen, ik verkeer in het illustere gezelschap van Nathan, Hans, Esther, Jan en Martijn. De twee laatstgenoemden zijn neergestreken op de parkeerplaats voor een goed zicht op het zuidoosten; zelf kies ik net als Nathan, Hans en Esther voor het lanceerplatform voor een optimaal zicht op het zuiden.

Zo kleurrijk als Hind’s Crimson’s star is, zo grijs is de Orionnevel. Hoewel anderen zeggen kleur te zien in de nevel blijft hij voor mij grijs. Nou ja vooruit, blauwgrijs. Maar daar is M42 niet minder indrukwekkend om, onder een relatief donkere hemel door een 16″. Iets minder indrukwekkend is Lower’s Nebula hogerop in Orion, ofwel Sharpless 2-261. Dit HII-gebied, dat onlangs zo mooi is geschetst door TomC, zie ik namelijk niet. Lage vergroting, hoge vergroting, filter of geen filter, ik zie helemaal niets, ook al weet ik precies waar ik moet kijken. Wat ik wel zie is het mooie rijke sterveld in de omgeving, dat vooral in widefield (75x) hoe dan ook de moeite waard is. Ook over planetaire nevel Abell 12 kan ik kort zijn: ik zie alleen de glare van μ Ori, waar hij tegenaan staat. Er lijkt vrij veel vocht in de lucht te zitten en dat helpt natuurlijk niet, mijn waarneemmaten zijn al bezig met dauwverwarming en gezien de kletsnatte trusses volg ik hun voorbeeld. Die blijkt uitstekend te werken want ik heb de hele avond geen last van dauw, en ook niet meer van onzichtbare objecten.

Tenminste, als je Skysafari even op nu zet in plaats van op eergisteren, want dan kun je leuk starhoppen van komeet Iwamoto, maar je ziet echt niks. En die starhop vanaf θ Aur was best lastig. Na de app bij de tijd te hebben gebracht blijkt C/2018 Y1 (Iwamoto) zo vriendelijk om wat dichter bij θ Aur te zijn gekropen, en deze knoepert blijkt al in widefield niet te missen. Alsof je naar een van de elliptische galaxies in Virgo aan het kijken bent. De komeet is visueel wel van het Manx-ras want een staart kan ik niet ontdekken.
Terug in Orion neem ik Object van de Maand NGC1788 in het vizier. Waar ik thuis in Leiden alleen een vage vlek kon detecteren meen ik nu wat detail te zien. Dark skies matter. Er lijken twee verhelderingen te zijn, en verder details waarvan je ziet dat ze er zijn maar niet precies waar ze zijn.

Een heel stuk hoger zoek ik een oude bekende op, spiraalstelsel NGC2403 in Camelopardalis, voor de snuit van de Grote Beer. Een mooi gezicht, in eerste instantie is een een wat rommelig tafereel met een pluk licht tussen twee heldere voorgrondsterren. Maar na een tijdje aandachtig kijken denk ik zowaar een spiraalstructuur te zien, bij een vergroting van 225x. Absoluut de moeite waard, dit stelsel. Even verderop kom ik komeet 38P/Stephan-Oterma tegen in Lynx, voor de Talitha’s die de klauw van de voorpoot van de Grote Beer vormen. Met een magnitude van 13.3 (volgens Skysafari) is deze komeet een stuk zwakker dan Iwamoto en ik moet dan ook doorvergroten om hem te zien. Met de 8mm Planetary (225x) lukt het om de Oortsneeuwbal te detecteren met perifeer zicht.
Omlaag naar Leo zoek ik dat andere onvolprezen stelsel op, NGC2903 voor de snuit van de Leeuw. Ook dit circusdier heeft een leuke bal om mee te spelen. Ditmaal is het stelsel vrij van heldere voorgrondsterren.Het langgerekte stelsel laat zowaar een kromming zien aan beiden uiteinden, als een integraalteken: ∫ . Ook hier dus een hint van spiraalarmen. Omhoog weer naar de beer vind ik weer een komeet, deze keer achter de achterste klauw, gevormd door de beide Alula’s. Net als 38P is ook deze 123p/West-Hartley netaan te detecteren, als je precies weet waar je moet kijken. En dat weet ik, want Skysafari loopt nog steeds gelijk.

Zo is het een mooie avond, na vier maanden afwezigheid. Nou ja, thuis heb ik nog een paar keer waargenomen maar deze avond doet het waarneembloed wel weer sneller stromen. Om af te sluiten zoek ik nog even M101 op in de staart van de Grote Beer. Het blijft een wat mysterieuze vage vlek, die zijn details niet zomaar prijsgeeft. Toch zijn er hier en daar wat verhelderingen te zien. En dan is het zomaar twaalf uur en besluiten we als allemaal hele verstandige mensen om op deze zondagavond op tijd naar huis te gaan. Zo houden we nog wat over voor dinsdag…

 

Dijkgatsbos, dinsdagavond 26 februari 2019

Het kan verkeren. Zo zie je elkaar vier maanden niet, zo zie je elkaar drie keer binnen een week. Blijkbaar heeft de deepskydag afgelopen zaterdag de bewolking geïnspireerd om plaats te maken voor onze hernieuwde waarneemdrang. Deze keer is het nog drukker dan zondag want ook Willem en Harro hebben de rit naar het noorden gewaagd, net als Roeland en en vriend van hem. Ik zet mijn Dob weer op dezelfde plaats en na collimatie lijn ik de zoeker uit op de Pleiaden want die zijn niet te missen.
Het beeld in het widefieldoculair is niet best, even twijfel ik of de collimatie wel goed is. Na controle blijkt die in orde, maar de sterren lijken wel astigmatisme te vertonen. Zo wollig heb ik het nog niet gezien. Gelukkig zal het de seeing zijn en vooral de nog warme spiegel, want in de loop van de avond wordt het beeld steeds beter. Maar dan het beeld in de zoeker… de zeven zussen staan er schitterend bij, met een heel leger aan kleinere zusjes, zoals ik het nog niet eerder heb gezien. Het 5cm F4 minirefractortje laat vlijmscherpe sterpuntjes zien. Mooi is de sterketting die vanuit Alcyone naar het zuidoosten loopt. En natuurlijk die dubbelster tussen Alcyone en Maia, waarvan er één lekker eigenzinnig rossig is tussen al die smurfinnen. Dat laatste is dan wel weer goed te zien door de Dob, waar de kleur door de wollige sterren extra tot uitdrukking komt. Hetzelfde geldt voor de Hyaden, met zijn kleurige dubbelsterren.

Nu ik toch met de zoeker bezig ben besluit ik de California nebula aka NGC1499 weer eens op te zoeken. Voor een zo groot mogelijk beeldveld steek ik de 24mm Maxvision (de 1.25″-variant) in de zoeker, voorzien van H-Beta filter. In het beeldveld van ruim 8 graden moet de 2.5 graden lange nevel zonder problemen passen en dat doet hij. Het filter doet zijn werk uitstekend en de langwerpige, iets gebogen vorm van de emissienevel is goed te zien.

Een goede zwiep brengt me bij M44, het Beehive cluster. Deze ziet er door de zoeker appetijtelijk uit, maar in widefield, waar het beeld al wat beter is, schitteren de heldere sterren me tegemoet in diverse kleurschakeringen. De opzet is om drie achterliggende stelsels op te zoeken, zoals beschreven in het boek Cosmic Challenge van Harrington, die ik vorige keer in maart vorig jaar ben vergeten. Om kort te gaan: het zijn drie twijfelgevallen, en misschien gezien is niet gezien. Daarnaast blijkt een van de stelsels, NGC2643 niet eens te bestaan, hoewel het op 30 oktober 1864 werd ontdekt door de Duitse astronoom Albert Marth. Het blijkt dat Marth waarschijnlijk IC2390 heeft gezien, en de positie verkeerd heeft genoteerd. Cosmic Challenge laat in elk geval NGC2643 zien op de plaats waar Skysafari IC2390 plaatst, en DeepskyLog brengt je doodleuk bij NGC2643 als je IC2390 invoert.


Nu heb ik IC2390 de vorige keer wel gezien, dus het feit dat het nu niet lukt zegt misschien iets over de transparantie van iets tussen mijn netvlies en IC2390. Voor de zekerheid controleer ik mijn vangspiegel maar die is vrij van condens.
Voordat ik een ander stuk van de hemel ga teisteren breng ik eerst nog een bezoek aan M44’s kleine broer M67. Ook deze is al heel leuk te zien in de minirefractor, leve de messcherpe sterpuntjes. Maar ook in het widefieldoculair is het beeld weer beter geworden en daar komt het fijne, wat trapeziumvormige cluster goed tot zijn recht.

In Leo Minor ga ik op zoek naar het stelsel NGC3254, dat zich niet al te moeilijk laat vinden. Het galaxy is goed zichtbaar als langwerpige veeg maar waar ik eigenlijk naar op zoek ben is supernova 2019np. Lang tuur ik naar het stelsel en zijn omgevingssterren, en daarvan geven zich steeds meer prijs. Een daarvan zou de supernova kunnen zijn maar ik twijfel of het niet gewoon een voorgrondster is. Controle achteraf leert me dat op ongeveer op die plaats inderdaad wel een voorgrondster staat, maar die is te zwak om te kunnen zien. De ster die ik zie in de noordoostelijke halo van het stelsel moet hem echt zijn. Aan het eind van de avond heeft Harro de supernova ook in beeld met zijn 56 cm en die toont nog duidelijker hetzelfde beeld. Hebbes… leuk om zoiets gewoon door je Dob te zien.

Tijd voor showpieces, en ik zoek twee oude bekenden op: M97 de Uilnevel en M108 het surfboard galaxy. In widefield staan ze mooi met zijn tweeën in beeld. Doorvergroten doe eerst op M97. Bij Harro heb ik de Uilnevel al even gezien, en daar kan ik voor het eerst echt goed de ogen onderscheiden. Maar niet alleen dat, zelfs de centrale ster moet capituleren voor 56 cm opening. Terug bij mijn eigen bescheiden optiek laat M97 Centraal zich niet zien maar de ogen zeker wel. De een (zuidoost?) duidelijker dan de ander, maar er zijn duidelijk twe verdonkeringen te zien. Bij het surfboard valt me de heldere kern op maar ik vermoed dat het een voorgrondster is. Dat blijkt bij navraag bij mijn buurwaarnemers te kloppen.

Bij Willem mag ik een blik door het oculair werpen op een mooi edge-on-stelsel waarvan ik de naam ben vergeten, hij laat duidelijk een scherpe verticale stofband zien. Mooi!

Mijn volgende object staat in de Kreeft en is weer wat heftiger. Het gaat om de stelsels NGC2535 en NGC2536, die met elkaar een gravitatiedans uitvoeren en daarom ook gekend zijn als Arp 82. Nu heb ik jaren gedacht dat ARP één van de vele afkortingen is uit de astronomie zoals NGC, UGC, PGC, MGC etc. Atlas of Random Peculiarity? Neen, het is gewoon de achternaam van meneer Halton Arp. Twee jaar geleden heb ik Arp 82 ook waargenomen met de 10″ Dob, en toen zag ik het kleinere stelsel NGC2536 amper. Nu zijn beide stelsels heel duidelijk, hoewel ik van de vorm van grote broer NGC2535 geen chocola kan maken. Ovaal of rond? Misschien is deze verwarring juist wel een hint naar de brug à la M51-NGC5195 die de beide stelsels in werkelijkheid vormen.

In Skysafari valt me een groep stelsels op in de buurt, waaronder NGC2560, een semi-edge-on. Die buurt ga ik nog wel eens uitpluizen maar niet nu, want ik wil nog even de Rosette Nebula bekijken die vier NGCs is: NGC2239-46-37-38. Eerst schroef ik het UHC-filter in het oculair van de zoeker, want daar past de hele Rosette mooi in. Je moet echt goed kijken, maar uiteindelijk ziet het er ongeveer zo uit (geen opname van de Rosette Nebula).

In de Dob is het lastiger om de nevel te onderscheiden. Het centrale open cluster is mooi maar de nevel uit zich hier echt in een subtiele overgang van donker naar iets minder donker naar donker. Aan de hand van de foto in Skysafari probeer ik nog donkere lanen te zien maar zo ver reikt de resolutie van mijn optiek (inclusief die van mijzelf) helaas niet. Maar in elk geval heb ik het dng nu eens in zijn geheel gezien, met dank aan de zoeker.

In de Grote Beer zijn M81 en M82 altijd supermooi, zeker met zijn tweeën in een beeldveld. Daar past NGC3077 ook nog bijna in. Doorvergroot vind ik zeker M82 altijd de moeite waard, met zijn asymmetrische vorm met scherpe inkeping. M81 is weer wat subtieler, een ietwat spookachtig elliptisch stelsel. Aan de andere kant van de berin zoek ik tenslotte nog M51 op, en die weet met zijn adjudant NGC5195 altijd te imponeren. Het face-on-stelsel doet tegenwoordig niet meer moeilijk over zijn spiraalarmen en op 225x kan ik genieten van de subtiele structuren in het stelselpaar.

Deze twee avonden zijn erg geslaagd, ik kan niet anders zeggen. Het is alweer een uur en Harro en Willem gaan met hun aanstekelijke enthousiasme nog een uur langer door. Ik ga moe maar voldaan op huis aan, net als de anderen.