Achtertuinweekend

Eigenwijsheid loont niet

Leiden, vrijdag 24 maart 2017

“Je kunt alleen nog maar in het donker zien, of je kunt niet meer dan honderd woorden per dag zeggen”. Dit soort dilemma’s krijgt het publiek voorgeschoteld in de theatervoorstelling van zoon Jesse. Ik kies voor de verbale beperking. Als het dilemma was “Je kunt alleen nog maar bij licht zien” dan had ik dat helemaal zeker gedaan, bedenk ik op weg naar huis, want inmiddels is het al behoorlijk donker en de hemel is verrassend helder.

Een half uur later staat het geschut opgesteld in de achtertuin. Het is rond negen uur en de astronomische duisternis is gearriveerd. En nee, magnitude 11.3 galaxies op declinatie -16 ga je echt niet zien vanuit de stad. Dat is net zo laag als Sirius maar iets minder helder. En dan toch proberen. Stronteigenwijs heet dat. Nee, dat lukt dus niet inderdaad. Duh.

Goed, nu serieus. We gaan omhoog naar het sterrenbeeld Sextans dat lang niet zo zuidelijk is als het klinkt maar in 1687 door de burgemeester van Gdańsk werd geïntroduceerd. Behalve burgervader van de plaats in het noorden van Polen was Johannes Hevelius namelijk ook een niet onverdienstelijk astronoom, die het zwakke sterrenbeeld vernoemde naar het instrument dat hij vaak gebruikte bij zijn waarnemingen. Zo richt ik de Dob richting de evenaar op zoek naar het sterrenbeeld van de Noordpool. Gelukkig is de heldere ster Alphard in Hydra een goede aanwijzer; Sextans bevindt zich hier direct ten oosten van.

Afgelopen dinsdag had ik hier al NGC2974 en Spindle Galaxy NGC3115 gevonden; vanavond is het duo NGC3166/3169 aan de beurt. Deze keer begint de starhop niet bij Alphard maar bij Regulus, want het duo staat bijna recht onder de sikkel van de Leeuw. Al snel heb ik de twee stelsels in beeld; NGC3166 is meteen duidelijk zichtbaar, voor broer 3169 moet ik iets meer m’n best doen, maar uiteindelijk zijn ze beiden goed zichtbaar in één narrowfield-beeldveld. In de schets is aangegeven wie wie is, volg de lijn van het NGC-nummer naar het midden van de cirkel. Ik zie alleen de kernen want volgens Skysafari zijn de stelsels veel groter dan hier getekend.

Overigens zijn de schetsen in dit verslag deze keer allemaal geheel digitaal getekend in Gimp. Het zijn er namelijk best wat en ik had deze geen zijn om ze allemaal te scannen en vervolgens al die blobbige sterren recht te breien. De ruwe veldschetsen zijn uiteraard wel gewoon met potlood en papier getekend, maar die heb ik deze keer dus rechtstreeks digitaal uitgewerkt..

Hogerop, in Leo, geraak ik bij een ander galaxytweetal: NGC3226 en NGC3227 vlakbij Algieba. Ook deze avond houd ik het bij rechttoe-rechtaan Herschelhappen want dat is me dinsdag prima bevallen. Hier is het helderheidsverschil nog iets groter dan bij het vorige duo in Sextans: 3227 springt in het oog terwijl 3226 wat intensiever perifeerstaren verlangt. Maar ook hier is het dubbel raak.

Nog hoger zwiep ik de grens van Leo met Leo Junior over, waar ik direct stuit op NGC3245. Niet mis te verstaan, hij is duidelijk te zien.

Vlakbij, even naar het oosten, figureert NGC3277:

Zo, even de benen strekken. De lucht ziet er goed uit hoewel er toch wel enige sluier lijkt te zijn. Van de kleine Beer zie ik alleen de Poolster, Kochab en Pherkad, en perifeer heeel zwak ε. Nou ja, als je vanuit Leiden Eppie kunt zien is het niet slecht maar ik heb ze ook wel eens allemaal gezien behalve de zwakste, η.
Met de verrekijker kijk ik nog eens hoe Leo Minor er uitziet. Eigenlijk doet hij me wel wat denken aan een uitgerekte versie van Delphinus. Ook Sextans ga ik langs, en daar heb ik wel een paar keer zoeken voor nodig. Uiteindelijk heb ik de vier zwakker sterren te pakken die het haakvormige sterrenbeeld vormen. Dit exemplaar doet me dan weer denken aan Equuleus, ook zo’n zwak sterrenbeeld dat een goed donkere hemel nodig heeft om met het blote ook te herkennen. Sextans heeft vanuit de stad dus echt een bino nodig.

Aan de overkant van Leo Minor, bij de grens met Ursa Major, kom ik aan bij NGC3294 en ooow, dit is wel even zoeken. Even goed perifeer kijken en diep ademhalen. Ja, daar is ie.

Tenslotte laat ik me zakken aan de staart van de leeuwenwelp om pluim NGC3344 te vinden. Dit is een leuke; er staat een heldere ster met daarnaast een pit die ik in eerste instantie voor de kern van het stelsel aanzie. Maar nee, Skysafari laat zien dat dit ook een voorgrondster is. De galaxykern staat nog iets verder naar linksboven, maar daar moet ik wel even goed voor gaan zitten met de capuchon over mijn hoofd. Na enige tijd kijken en met de buis bewegen licht de kern op met een zwak schijnsel eromheen.

Ondertussen staat Jupiter alweer vrij hoog aan de hemel en die wil ik eens met de 10 cm refractor bekijken. Iets met contrast enzo. De Dob ruim ik alvast op om plaats te maken voor de lenzenbuis. En daar is de Bandenkoning. Leuk, leuk, leuk, maar ik heb Jupiter in de Dob wel eens mooier gezien. Seeing?
Verder naar het oosten is ook Arcturus al in de lucht. Voorjaar, Arcturus, M3… maar dat valt nog niet mee met een equatoriale montering en weinig ervaring met zulk geavanceerd tuig. Al zigzaggend baan ik me een weg, waarbij de horizontaal gespiegelde Skysafari een grote hulp is. Uiteindelijk verschijnt de grote pluis in beeld. Mooi en helder, maar geen opgeloste sterren.
Ook Markarian’s Chain moet eraan geloven. Ook hier is het lastig zoeken, tot ik een heldere pluis zie waarvan ik denk dat het M87 is. Goed gedacht, want op de verwachte plek daar vandaan tref ik M84 en M86 aan. Lekker, galaxyhoppen.
Terug nog even naar Jupiter maar het beeld in de refractor is nog steeds niet overtuigend. Dat kan natuurlijk heel goed aan de seeing liggen; de komende tijd is er nog gelegenheid zat voor herkansingen.

 

Hoezo, eigenwijsheid loont niet?

Leiden, zaterdag 25 maart 2017

Het is een zonnige dag en diezelfde zon schijnt weer een vlek te hebben. Met het oog daarop heb ik de refractor vrijdagavond beneden laten staan en nu gaat hij naar buiten, voorzien van zonnefilter op de telescoop zelf en de zoeker. Want waar de lenzenkijker tot nu toe nog niet heeft weten te overtuigen op planeten en nog minder op deepsky, daar is het wel een uitstekende zonnekijker gebleken.

De zonnevlek blijkt twee zonnevlekken vlak bij elkaar te zijn. Met mijn 20 mm Plössl zijn ze maar net te scheiden, het lijkt wel een dubbelster maar dan anders. Het Solar Continuum filter levert een mooi rustig groen beeld op, en behalve het kleine zonnevlekduo is ook mooie granulariteit te zien en sierlijke fakkelvelden.

Terwijl het Achterhoekweekend in volle gang is, zit ik na mijn zonnewaarnemingen lekker te chillen in de zon. Op het forum lees ik wat berichten over de benedenconjunctie van Venus, dus ik besluit ook een poging te wagen dit schouwspel te zien. Achteroverleunend op de tuinbank zodat de zon achter de schutting staat, mik ik met de verrekijker naar rechts omhoog. De eerste pogingen lukken op niets uit maar na enige tijd buikspierworkout is het raak: een duidelijke sikkel verschijnt in beeld. Dat moet een beste sikkel zijn, als die bij tien maal vergroting duidelijk als zodanig herkenbaar is. En dat klopt ook wel want bij benedenconjunctie staat Venus op zijn punt het dichtst bij de aarde. Wel valt me op de de sikkel veel dikker lijkt dan hij in werkelijkheid moet zijn. Dat zal misschien aan de lage vergroting liggen maar ik durf mijn refractor niet zonder filter op de planeet te richten, zo dicht bij de zon, en ermee achterover liggen op de tuinbank wordt wat omslachtig.
Naar aanleiding van een tip van @skyfan probeer ik de planeet ook nog met het blote oog te zien door deze met de verrekijker naast een tak te manoeuvreren die als aanwijzer fungeert. Helaas zie ik helemaal niets, ook niet na enkele pogingen. Skyfan dus wel, maar iedereen weet natuurlijk dat hij als kind in de ketel waarneemtoverdrank is gevallen. Hoe dan ook, zonnewaarnemen is een ontspannende bezigheid want je zit altijd lekker in de zon, en vandaag komt daar als bonus nog een planeet bij overdag. Dat had ik nog niet eerder meegemaakt.

 

Zaterdagavond

Bij gebrek aan theatervoorstellingen en andere activiteiten sta ik die avond al vroeg opgesteld in de achtertuin. In de schemering was er nog best veel sluier te zien, maar het lijkt of sluier en heldere gebieden elkaar aflossen. Het is nog een half uur voor de astronomische duisternis maar Alphard staat al helder te lonken. En nee, magnitude 11.3 galaxies op declinatie -16 ga je echt niet zien vanuit de stad. Dat is net zo laag als Sirius maar iets minder helder. En nu is het nog niet eens fatsoenlijk donker ook. En dan toch proberen. Stronteigenwijs heet dat. Nee, dat lukt dus niet inderda… eh, wacht, in het oculair zijn wel opvallend veel veldsterren te zien. Enne… die schuine veeg, zie ik die nu echt? Om kort te gaan, ik ben een dik halfuur bezig mezelf te overtuigen dat ik toch echt naar NGC2811 zit te kijken. Planetary, Ortho, met CLS-filter, zonder filter, NGC2811 lust ze allemaal. Het zou zo maar eens kunnen dat een ongesluierd stuk hemel langszij Hydra is gevaren. Zo vangt een koe dus een haas. Op zijn eigen wijze.

Genoeg gechilled in zuidelijke streken, op naar het hoge noorden. Vlakbij de beide Tania’s in de klauw van de linker achterpoot van de Grote Beer staat NGC3184. Die is heeel vaag zichtbaar tegen een heldere veldster aan, maar die heb ik vanuit het Dijkgatsbos al eens beter gezien en eigenlijk was ik op zoek naar NGC3198. Die staat in de buurt en is wat beter zichtbaar dan 3184 als een vormeloze maar onmiskenbare pluis.

Nog noordelijker in de richting van Merak staat NGC3310 naast een hele heldere ster van magnitude 5.5. Het stelsel is zelf ook niet kinderachtig wat een mooi stilleven oplevert in het beeldveld, want gelukkig doet het volgplatform zijn werk tegenwoordig zonder haperen.

Van de Beer naar de Leeuw ga ik op zoek naar NGC3377 maar tijdens de starhop vergeet ik het nummer en kom terecht bij NGC3489 die eveneens omcirkeld is in Skysafari en dat is prima, want dat betekent dat hij ook op mijn lijst staat. Dit stelsel is subtiel maar goed zichtbaar.

Daarna vervolg ik mijn weg om alsnog bij NGC3377 uit te komen, die weer een stuk helderder in beeld staat.

Daar vandaan is het een kleine sprong naar NGC3412, ook een subtiel stelsel dat toch goed zichtbaar is vanuit mijn stadstuin.

Ook M105 doe ik nog even aan, vergeleken met deze subtiele NGCs is het een heldere pit.

Deze avond was geslaagd, zelfs nog meer dan de vorige. De heldere stukken hemel hebben duidelijk gewonnen van de sluier, in elk geval hier ter plaatse. Ik ben een tevreden mens. En ook nu ben ik weer aangenaam verrast door wat er hier mogelijk is. Met een beetje eigenwijsheid kom je een heel eind.

An observer’s high

Dinsdagavond 21 maart 2017

Helder en duidelijk staat het stelsel in beeld. Toch nog gelukt, terwijl ik een kwartier geleden nog op het punt stond mijn boel op te ruimen toen een dik sluierpakket zelfs de Grote Beer aan het zicht onttrok. Gelukkig heeft een straffe bries uit het noordwesten het tij weten te keren, dus ik maak me er niet druk om dat ik mijn dauwkap niet kan gebruiken en dus best veel last heb van invallend omgevingslicht. Diezelfde bries verraadt ook dat er ergens in noordwestelijke richting van mij uit gezien stevig wordt geblowd, getuige de penetrante cannabislucht die mijn achtertuin vult.

Het voordeel van een tuinsessie is dat je je waarneming meteen even kunt checken, dus ik zoek NGC2782 even op in Aladin om te checken of ik werkelijk een waarneming heb gedaan of dat ik inmiddels stoned genoeg ben om galaxies te zien waar ze niet zijn. Maar gelukkig, computer says yes.

Een half uur eerder zag het er zoals gezegd, dreigend uit en omdat ik er rekening mee houd dat deze sessie tot een voortijdig einde komt, neem ik dan maar even een leuke dubbelster te grazen die ik in de IDSA (een sterrenatlas, red.) tegenkwam in de buurt van NGC2782. Σ1369 is een mooi paar dat ook nog eens vlakbij een derde ster staat en daarmee dus een mooi drietal vormt. Al wordt het vanavond niets meer, deze heb ik mooi door de sluier meegenomen.

Maar gelukkig klaart de hemel verder op. De sluierdeken trekt zich terug in zuidoostelijke richting en inmiddels is de Grote Beer weer helemaal in beeld. De transparantie is nog steeds niet om over naar huis te appen en ik heb dan ook nogal moeite om de Talitha’s te vinden, de klauw aan de voorpoot van de Beer. Normaal is dit damesduo met het blote oog te vinden maar nu kost het me enig geometrische hersengymnastiek vanuit Megrez en Merak om de starhopstartdames in de zoeker te sluiten. Eens het kosmisch duo in beeld staat is de starhop naar NGC2841 niet moeilijk meer, en ook de matige transparantie is niet in staat om de sterspiraal te verhullen. Het galaxy is voorzien van een vrij felle kern, omhuld door een halo waarvan de werkelijke grootte moeilijk vast te stellen is, zoals het een zichzelf respecterend stelsel betaamt.

De andere kant op vanaf de Talitha’s, volg ik met de zoeker de meanderende sterren van Lynx in zuidelijke richting tot ik bij α aankom, de punt van de staart van de haaroorkat. Op minder dan één graad van deze heldere ster staat NGC2859, maar deze staat net over de grens met het sterrenbeeld Leo Minor, de kleine Leeuw. Voor mij is dit nog onbekend gebied, dus ik pak de verrekijker erbij om dit sterrenbeeld eens in me op te nemen. Recht onder de Tania’s van de Grote Beer is een wybert van vier sterren te zien. Dat is hem dus, zo ontdek je steeds wat nieuws.
Vanuit α Lyn is NGC2859 snel gevonden en het stelsel lijkt rond met een heldere kern.

Omdat ik in de stad ben en de omstandigheden niet optimaal zijn besluit ik het bij ongecompliceerd Herschelhappen te houden.De ervaring leert dat zelfs de galaxies van deze lijst hier meestal goed te zien zijn, zolang ze maar hoog genoeg staan. Een declinatie van pak hem beet +20 is dan wel een vereiste, dus in deze tijd van het jaar vanaf Leo en hoger. De Herschel 400 bevat voor dit seizoen bijna alleen maar galaxies, maar gelukkig is het aanbod in het goede deel van de hemel royaal. Maar verhip, nu blijkt zelfs Alphard (α Hyd) enigszins waterig door de sluier te prikken, en Rem zou Rem niet zijn als hij niet stronteigenwijs de grenzen van het mogelijk zou opzoeken. Dus zwiep ik naar Alphard om vandaar een poging te doen op een vrij lage H400-hap in de vorm van NGC2811. De starhop verloopt met horten en stoten want de veldsterren zijn op een gegeven moment te zwak voor de zoeker. Maar ook met het widefieldoculair is de locatie van het galaxy te vinden. Het blijkt dat ik de grenzen van het mogelijke heb bereikt; het stelsel blijft verborgen.

Terug omhoog, de andere kant uit vanaf Alphard is NGC2974 te vinden, en dat lukt goed. Het stelsel bevindt zich net over de grens met Sextans, alweer een sterrenbeeld dat voor mij onbekend terrein is. Sterker nog, ik heb een tijd gedacht dat Sextans diep in het zuidelijk halfrond staat, waar zich wel meer sterrenbeelden bevinden die vernoemd zijn naar instrumenten die in die tijd zijn uitgevonden. Telescopium, Microscopium, Pyxis het kompas, in mijn beleving paste een sextant wel in die rij. In werkelijkheid staat Sextans aan de evenaar, tussen Leo en Hydra. Hoog genoeg in elk geval om zijn galaxies prijs te geven aan de sluierige Leidse stadshemel. NGC2974, die zowel door Skysafari als Aladin vreemd genoeg synoniem wordt gesteld met NGC2652, staat vlak naast een heldere veldster, een wat komeetachtig gezicht. Leuk!

Even verderop in Sextans vind ik NGC3115, die zijn bijnaam “Spindle Galaxy” deelt met NGC5866 in Draco. Ook hier weer een heldere kern voor het langwerpige stelsel, en een duidelijke halo. Een mooi object om te zien.

Als besluit van deze avond besluit ik nog een poging te doen op object van de maand komeet 41P Tuttle-Giacobini-Kresak, die ik eerder deze maand in het Dijkgatsbos heb gezien. Vanavond blijkt de komeet bij de ster Merak in de Grote Beer te staan, vlakbij surfplankgalaxy M108 en uilebalnevel M97. Met enige goede wil is het drietal in één widefield-beeldveld te zien. Vooral M108 is lastig maar niet onmogelijk, en M97 toont zijn ware grootte en helderheid met behulp van het OIII-filter. De komeet is met enige moeite te zien en lijkt op een zwak rond stelsel of een zwakke bolhoop.

Ondertussen is de heldere stip in het zuidoosten niet meer te negeren. Jupiter steelt de show in het oculair met zijn sierlijke banden, waar ondanks te matige seeing nog aardig detail in zichtbaar is. Geen rode vlek, wel wat wervelende stormwolken. Lang niet gek allemaal voor een tuinsessie die eerder in het water dreigde te vallen door de bewolking. Inmiddels is ook de cannabiswolk opgetrokken dus het zou zomaar kunnen dat ik de bovengenoemde objecten nog echt gezien heb ook.

“Ik ga”, zei de gek, en het werd helder

Aangenaam verrast ben ik als ik op de A7 tussen Zaanstad en Purmerend, links van me in het westen een heldere maansikkel ontwaar. Als ik even goed kijk tussen de lichtmasten blijkt dat richting het noorden een flink gat in de bewolking is ontstaan. Even later krijg ik de Grote Beer in beeld en diverse andere sterren. Er is hoop. En dat terwijl ik eerlijk gezegd niet echt in deze avond geloofde. Ook niet toen ik tegen achten tegen beter weten in mijn spullen in de auto laadde; nog niet eerder deed ik dat met zo weinig overtuiging. Aan de andere kant is dit wel de laatste kans van deze nieuwe maan-periode en grijp ik het vertrouwen van mijn waarneemmaat Cloudbuster in de woorden van Gerrit Hiemstra aan om mijn eigen scepsis voor deze gelegenheid te onttronen. Nu lijkt het erop dat deze keuze de juiste is.
Voorbij Hoorn wordt het me weeral zwaar te moede wanneer dikke wolken opnieuw bezit nemen van het firmament. Shoot, het zal toch niet. Maar ik spreek mezelf moed in, het is niet voor het eerst dat ik onder een wolkendek richting het Noorden rijd en toch een topavond heb gehad.

Na het missen van de afslag Wieringerwerf besluit ik het Dijkgatsbos dan maar vanaf de andere kant te benaderen, wat geen slecht idee blijkt vanwege overstekend wild op de gebruikelijke route. En voor vanavond staat Lepus niet op de waarneemlijst. Om kwart voor tien arriveer ik in het bos onder een dik pak wolken. Martijn heeft zijn Dob heel optimistisch al opgesteld maar ook hij ziet het nu even somber in. Zelf laat ik de boel vooralsnog in de auto; we hopen dat Gerrit alsnog gelijk krijgt.

Gelukkig blijken mensen wiens achternaam op -stra eindigt over een bijzondere wijsheid te beschikken, heb ik vandaag van Martijn geleerd. Hiemstra, Buurstra, Zarathustra, onderschat ze niet. And sure enough, daar is Sirius. Aldus sprak Hiemstra. Binnen enkele minuten staat ook mijn Dob opgesteld en begint de puppenjacht. Zonder succes, en veel tijd besteed ik er ook niet aan want lo and behold, ook Orion is nu onder de wol vandaan gekomen. Een korte blik op het Trapezium laat zien dat de seeing niet super is maar daarmee krijg ik wel een bloedmooie M42 cadeau. De Orionnevel blijft gewoon altijd de moeite waard onder een donkere hemel. De hoeveelheid detail blijft me verbazen, prachtige structuren en slierten.
Hogerop in Orion bij de ster μ Ori ga ik op zoek naar het eerste object op mijn lijst: Abell 12, een planetaire nevel die vanaf de aarde gezien zowat tegen deze ster aan staat. En dat is dan ook gelijk de moeilijkheid, want het object gaat makkelijk verloren in het schijnsel van de ster, zoals ik ook zelf aan den lijve ondervind. Direct kijkend zie ik alleen de ster; perifeer zie ik een waas omheen de ster waarin elk ander object verloren gaat. Kortom, ik zie hem niet. Misschien ligt het aan mijn OIII-filter? Nee, want ik zie hem ook bij Martijn niet. En hij ziet hem wel, zowel in zijn eigen telescoop als die van mij. Krijg nou wat, hoe ken dat nou? Maar dat schijnt normaal te zijn bij het eerste object van de avond. Gelukkig hoef ik me niet te schamen; ook WIlliam Herschel en zijn zoon WiIliam misten dit object, dat pas in 1955 werd ontdekt door George Abell.

Meer succes heb ik object #2, de Medusanevel in Gemini. Dit object, dat in de volksmond ook wel bekend staat als PK 205+14.1 en ook als Abell door het leven gaat onder nummer 21, is ditmaal overtuigend genoeg om van een waarneming te kunnen spreken. In tegenstelling tot de vorige keer op Breezanddijk, waar ik de gloed op de aangewezen plaats te zwak vond, zie ik nu echt een halfrond schijnsel op de juiste plaats tussen veldsterren. Alleen is de helderste plek te vinden op iets een andere plaats dan de afbeelding in SkySafari aangeeft, maar ja, een kniesoor die daar op let. Het schijnsel is er, en liegt er niet om. Check.

Verder in oostelijke richting vanuit Gemini stuit ik op galaxyduo Arp 82 in Cancer, bestaande uit een duidelijk stelsel NGC2535 en een zwakkere broeder NGC2536. De eerste laat zich bij goede perifeer kijken duidelijk zien, bij de laatste zou ik eerder spreken van detecteren dan zien, maar hij is er wel.

Terug in Gemini doe ik een poging op een planetaire nevel uit het œuvre van Rudolph Minkowski, M1-7, die door collega’s Perek en Kohoutek op de lijst is gezet als PK 189+7.1 . Eerlijk gezegd verwacht ik weinig succes bij zo’n exoot; ik ben dan ook aangenaam verrast wanneer de miniscule grijze schijf toch duidelijk zichtbaar is even rechtsonder een heldere veldster.

Inmiddels is het al ruim na twaalven en na een paar laatste overtrekkende wolkenvelden is het nu kraakhelder. In het zuiden zit wel sluierbewolking maar gelukkig komt die niet dichterbij. In het zuiden staat de Leeuw hoog aan de hemel en dit sterrenbeeld in nu dan ook aan de beurt voor nader onderzoek. Leo is rijk aan triplets. We kennen allemaal wel het Leo-triplet M65, M66 en NGC3628, en ook het trio M95-M96-M105 is welbekend. Minder bekend maar ook zeer de moeite waard onder een donkere hemel is het Derrièretriplet NGCNGC3686-3684-3681. De naam “Leo Triplet 2” voor het volgende object begrijp ik dan ook niet helemaal maar dat maakt het er niet minder de moeite waard om. Het leuke van dit soort galaxygroepen vind ik dat sommige al in het oog springen in het widefieldoculair, terwijl je voor andere echt perifeer door glaswerk van lager millimetrage moet sleuren. NGC2964 is zo’n duidelijke en ook 2968 kost weining moeite. NGC2970 is de lastige van het stel, maar na enig tuurwerk moet ook deze zich gewonnen geven. Van boven naar beneden: NGC2964, 2968 en 2970.

Frappant genoeg blijkt ook Martijn dit object in beeld te hebben gehad en ik herinner me dat hij de naam “Leo Triplet 2” laat vallen. Maar omdat ik ook een object  “Leo 2” op mijn lijst heb staan leg ik even de verkeerde link.

Goed, what’s next? Op mijn waarneemlijst in SkySafari stuit ik op een object van de maand: komeet 41P Tuttle-Giacobini-Krásek. Deze periodiek komeet die zijn rondes om de zon in 5.4 jaar aflegt, heeft nu een magnitude van rond de 9 en dat zou te doen moeten zijn. Ik blijk al vlakbij te staan want de komeet staat op een steenworp afstand van het Leo Triplet 2. Toch is de starhop nog even listig maar dankzij SkySafari heb ik de komeet als nel in beeld, en duidelijk ook, zowel in widefield als bij hogere vergroting. Een staart zie ik niet maar wel een heldere kern met een forse halo.

Inmiddels heeft Martijn de komeet ook in beeld nadat hij door Stellarium op het verkerde ben was gezet; gelukkig heeft ook hij inmiddels SkySafari en die wijst de juiste plaats aan.

Behalve triplets heeft de Leeuw ook nog een aantrekkelijk kwartet te bieden in de vorm van Hickson 44. Hoewel ik van mening ben dat Arps en Hicksons op een waarneemavond nette meervouden van elkaar moeten zijn stoort mijn waarneemlijst zich niet aan mijn Obsessive Compulsive Disorder; daarvoor had ik dan Arp 88 of Hickson 41 moeten kiezen. Dat is dan ook het enige nadeel want Hickson 44 is leuk. Echt leuk, want het is ook weer zo’n galaxygroep met heldere lichten en zoeklichten. NGC3193 springt direct in het oog vlak naast een magnitude 10-ster, rechts onderin de schets. Ook NGC3190 geeft duidelijk acte de présence, rechts onder het midden. Voor NGC3185 moet ik mijn best doen maar dan vind ik hem linksboven twee heldere sterren, helemaal aan de rand bovenin het beeldveld. NGC3187 is weer meer detecteren dan zien, hij is perifeer te zien even links van 3190. Tjonge, wat een leuke hobby is dit eigenlijk.

Door al dit waarneemplezier wordt het er niet vroeger op en Martijn besluit heel verstandig dat het mooi is geweest. Volgende dag weer werken. Dat geldt ook voor mij maar ik ben nog niet klaar en een heldere hemel maakt een gek nog gekker dan hij normaal al is. Het is rond tweeën en ik waag me eens aan die eerder genoemde Leo 2 boven de kont van de Leeuw en Leo 1 onder de rook van Regulus. Over deze objecten kan ik kort zijn: de galaxies zijn te zwak en te groot om met goed fatsoen te zien. Soms denk ik een hele vage gloed te zien, maar misschien is niet. Tot ziens onder een nog donkerder hemel op de Afsluitdijk of wellicht GrandPré… Bovendien staat Leo wel hoog, maar nog steeds niet in het meest gunstige hemel in het Dijkgatsbos. Op deze plaats is de noordelijke hemel toch het best, en laat zich daar nu precies mijn volgende object bevinden: Polarissima Borealis, ook wel gekend als NGC3172. Net als M1-7 is ook deze exoot mij gunstig gezind, misschien ook dankzij de goede plek aan de Dijkgatsboshemel. Een piepkleine grijze vlek siert het beeldveld linksonder een heldere veldster.

Zo, die zit. He is de hoogste tijd om op te breken en mijn bed op te zoeken, maar ik ben gek genoeg om een poging te wagen op Palomar 1, die zich vlakbij bevindt aan de andere kant van de Poolster. Op de aangewezen plaats zie ik inderdaad een wat korrelige rommelige sterklont, die voldoet aan het signalement van deze losse bolhoop. Helaas lees ik de volgende dag dat de bolhoop zelfs met veel grotere telescopen niet is op te lossen en alleen zichtbaar is als een gloed. Waarschijnlijk heb ik dus gewoon een groep voorgrondsterren gezien en geen gloed, dus geen Palomar 1.
Ook het andere object van de maand wil ik nog even meepakken. Hoog in de Grote Beer is M109 even makkelijk te zien als te vinden. Eigenlijk een kleine versie van het Andromedastelsel M31, is mijn indruk. Maar mijn detailonderscheidend vermogen op galaxies staat nog in de kinderschoenen; een balk zie ik er niet in. Neemt niet weg dat het object de moeite waard is.

Klaar voor vanavond. Denk ik. Hoewel, zie ik nou Vega vrij hoog staan? Verhip ja, en de keystone van Hercules ook. Ha, M13. Met propellor, mooi. Op 156x mooi,op 250x nog mooier. En dan staat hij nog relatief laag. Laat het voorjaar maar komen, ook voor Jupiter die nu al een mooi end boven de boomtoppen is uitgekomen. Een zwarte stip verraadt een maanovergang; van Ganymedes zoals later blijkt.

Iets na half drie zit ik in de auto. De euforie van deze prachtige avond en drie uur slaap blijken voldoende om de volgende dag door te komen. Het is de moeite waard geweest. Gek doen loont. Met dank aan Martijn. En Gerrit.