Ra vs. Le

Een lenzentelescoop en een spiegeltelescoop zijn hele verschillende systemen maar als je ze refractor en reflector noemt lijken ze wel heel erg op elkaar. Dus zet ik ze maar eens naast elkaar voor een korte vergelijking, zonder enige wetenschappelijke of andere waarde, puur voor de eigen beleving. Een 10 cm refractor, altijd willen hebben, en nu heb ik hem. Leuk leuk leuk.
Ter vergelijking maar eens een sappige dubbelster te pakken nemen. Na een blik te hebben geworpen in the Cambridge Double Star Atlas, valt de keuze op Iota Cas, ook wel bekend als Struve 262. Dit is een kleurrijk drievoudig systeem op vrij kleine afstand van elkaar (2.5″ en 7″), waarbij alle drie de componenten vrij helder zijn (magnitude 4.6, 6.9 en 8.4). Ook is het drietal eenvoudig te vinden in het verlengde van de linkerhaal van de W van Cassiopeia.

Het is een heldere dag, en dat lijkt het te blijven. Daarom app ik in de ochtend mijn vroegere achterbuurvrouw Miresha (niet haar echte naam) die erg geïnteresseerd is in astronomie en graag een keer komt meekijken. Omdat mijn lief deze avond late dienst heeft wordt het een thuissessie. Na het avondeten stel ik de Dob en de Frac op en al lekker snel kan ik beginnen.

Vooraleer ik de driedubbelster in beeld zet valt mijn oog op de rode planeet Mars, die eigenlijk verbazingwekkend lang zichtbaar blijft boven de zuidwestelijke horizon. Snel richt ik de refractor op de tomatensoepplaneet, net voordat hij achter de dakrand verdwijnt. In het oculair is een eivormige blob te zien met een rode rand boven en een blauwe rand beneden (of andersom, dat weet ik niet meer). Kleurfout van de atmosfeer, niet van de refractor. Verder een hint van detail onderin de planeet-“schijf”. Niet indrukwekkend. Tot over twee jaar 🙂

Terug naar Cassie, maar eerst de Dob even collimeren voor een eerlijke vergelijking met de Frac. Dat is snel gebeurd; het verloop tussen sessies is maar klein.
In de Dob is het drietal met behulp van de 10 mm Ortho al op 125x te scheiden maar ik Barlow de vergroting op tot 281, waarbij de driedubbelster naar mijn idee het best tot zijn recht komt. De kleuren zijn subtiel; de hoofdster en zijn dichtstbijzijnde begeleider lijken witgeel; de derde begeleider toont wat grijzig, of misschien iets blauw. De hoofdster is hier wat “viezig”, hij vertoont wat onregelmatige, bewegende pluizigheid.

01-iota-cas-dob

Dan de Frac. Het opzoeken kost wat meer moeite met die rechtdoorzoeker en zo’n malle equatoriale montering. Misschien ga ik die zoeker de volgende keer gewoon vervangen door een Red Dot Finder. Maar ook hier staat het sterrentrio snel in beeld, en met hetzelfde glaswerk is dit ook in de lenzenbuis mooi gescheiden, weliswaar bij een iets lagere vergroting van 225x. Hier valt me op de de hoofdster wat cleaner is; in plaats van het pluiswerk is deze omgeven door een nette diffractiering (als ik dat goed zeg), waarvan segmenten bewegend zichtbaar zijn. Ook lijken de kleuren iets uitgesprokener; de hoofdster en de meest intieme begeleider lijken nu rossig terwijl de derde begeleider nu duidelijker blauw toont. Dat vind ik opmerkelijk omdat kleuren juist bij grotere opening en dus meer lichtopbrengst, duidelijker zouden moeten zijn.

02-iota-cas-refr

Daarmee levert de refractor wat mij betreft op een dubbelster als deze, net een wat aantrekkelijker beeld. Leuk, daarmee heeft de refractor behalve de fun factor van het hebben van een refractor, ook een daadwerkelijke toegevoegde waarde als waarneeminstrument. Wel heb ik ook gemerkt dat bij andere dubbelsterren met zwakke begeleiders, zoals Otto Struve 525, de Dob gehakt maakt van de refractor omdat de relatief kleine opening simpelweg ontoereikend is om die begeleider in beeld te brengen. Kortom, de ene dubbelster is de andere niet. Ik ben heel benieuwd hoe de refractor het er af gaat brengen op het Trapezium in M42, Sirius B en last but not least, Jupiter. I can’t wait…

Ook het Dubbelcluster in Perseus moet eraan geloven in beide kijkers. Hier ben ik dan weer niet onder de indruk van de refractor, de Dob laat toch een veel spectaculairder beeld zien met toch lang geen slechte sterpunten. Nu schijnt mijn Dob ook wel gezegend te zijn met goede optiek, dus zal een refractor van goeden huize moeten komen om deze te verslaan.

Na deze titanenstrijd heb ik zin om weer even ongecompliceerd te zwerkstruinen en dat doe ik in Cepheus bij NGC7235. Hiervoor gaat de Dob zowat verticaal omhoog, om de open sterrenhoop nabij het zenith in beeld te zetten. De starhop is bijna triviaal om dat het cluster in het makkelijk te herkennen driehoek/vliegerasterisme linksonder in Cepheus staat. In het widefieldoculair zie ik perifeer al duidelijk een klein cluster, dat het best tot zijn recht lijkt te komen bij een forse vergroting. Ik maak er 350x van, en dat levert het volgende charmante beeld op.

03-ngc7235

Uiteraard is deze waarneming gedaan onder een stadshemel; op een donkere locatie zal het cluster mooier zijn. Opvallend vind ik de rossige ster bovenin het cluster.

Lekker op dreef, zwiep ik terug naar Perseus voor NGC957, vlakbij het Dubbelcluster. Het is heel even zoeken in het sterrijke gebied; daarbij is het cluster ook niet heel uitgesproken. Maar eens ik weet waar de sterrenhoop zich moet bevinden is perifeer en vrij duidelijke, langwerpige gloed te zien die een flink aantal speldenpriksterren bevat. Op de schets is dit helaas niet helemaal uit de verf gekomen want terwijl ik bezig ben vervaagt het beeld. Zonder dat ik er erg in had is er bewolking binnen getrokken. Helaas, einde oefening.

04-ngc957

Vijf minuten later gaat de bel. Miresha staat voor de deur en vraagt of het nog zin heeft. Helaas is nee het enige juiste antwoord. Toch lopen we nog even naar de vlonder, waar mijn ex-buurvrouw toch nog even geniet van de sterren die door de spleten in de bewolking piepen. Ook is er in het oculair af en toe nog een groep sterren te zien, maar de lijst met highlights die ik haar had willen laten zien kan ik in de PSA laten. Daarmee kan ik Miresha meteen introduceren in de frustratie die soms ook bij deze hobby hoort. Volgende keer beter, beloof ik haar en nadat ze naar huis is vertrokken is het tijd om op te ruimen.
Eén voordeel: dat hoef ik dan niet meer te doen als Esther thuiskomt en kunnen we gelijk aan de herfstbok. Een prima zaterdagavond.

The West is the Best

Andrømeda

Hoewel de voorspellingen niet veel goeds voorspellen pak ik toch de reisnewton in voor een midweek Denemarken. Phew, deze keer maak ik niet meer de fout om het over de reisdob te hebben want de 4.5″ Newton is Dob-af, nu hij rust op het EQ3-2-platform van mijn 102 mm-refractor. Om kort te gaan, de weersites hebben gelijk en alleen donderdagavond trekt het even open. Genoeg om snel de widefieldnewton op te tuigen en op deze mooie donkere locatie te genieten van een prachtige M31, geflankeerd door een felle M32 en een zwakke maar duidelijke M110. Dan pak ik het schetspapier erbij voor iets wat ik al een tijd van plan ben: een widefieldschets van het Andromedastelsel en omstreken. Ik krijg nog net de kern van M31 en ν And op papier, dan trekt het weer dicht en is het einde oefening. Jåmmer. Maar Legoland was best leuk.

From Pease with love

Na een Baustellerijke terugreis op vrijdag vertoont het wolkendek ook boven Leiden een oprisping, waardoorheen ik een poging waag om Pease 1 te verschalken. In tegenstelling tot de laatste keer Breezanddijk speelt de wind geen rol dus kan het beeld in alle rust worden doorgrond. Helaas laat mijn beperkte ervaring – en/of de lichtvervuiling – nog maar weinig details zien binnen M15, die trouwens erg fraai is op 350x vergroting. Het begintrapezium van de zoekkaart weet ik wel te plaatsen maar verder zie ik niet veel meer dan een brij van sterren zodra het dichter naar de kern van de bolhoop gaat. Niet getreurd, M15 is mooi. Volgende keer Pease 1 eens proberen bij een donkerder hemel.

The West is the Best

De voorspelling voor Noord-Nederland ziet er onzeker uit maar voor het zuidwesten is het veel beter. Wanneer er een topic voor de Wassenaarseslag verschijnt haak ik dan ook aan want het wordt weer eens tijd voor een fatsoenlijke waarneemsessie. Deze keer wil ik niet de fout maken om objecten te proberen in de lichtkoepels van Den Haag, Leiden en Katwijk dus beperk ik me tot het westelijke deel van de hemel. Dat is boven de Noordzee en daarmee op deze locatie het beste.

Na een bijna lachwekkend korte rit arriveer ik bij de ingang van parkeerplaats de Kuil, waar een fors roodachtig beest met een dikke staart schielijk voor mijn auto langs schiet. Vulpecula kan ik alvast afstrepen. Ik blijk er als eerste te zijn en begin met uitladen maar al snel komt svdwal aan met merqurius (als ik die forumnaam goed heb). Sander stelt voor om achter de aanwezige containers te gaan staan als beschutting tegen de rij lantarenpalen verderop. Daar stel ik de 10″ Dobson op, Sander zijn 12″ en merqurius haar C8. Naar het oosten en zuiden zijn de lichtkoepels enorm maar in het zenith en westen is het nog lang niet slecht. De Melkweg is zelfs goed zichtbaar van Aquila tot aan Perseus, met een goed zichtbare Great Rift in Cygnus. Al snel daarna arriveren Neddy en zijn adjudant met zwaar materieel in de vorm van een C11.

Naar aanleiding van het topic van Jef de Wit waarin hij oproept tot schatting van een aantal veranderlijke sterren besluit ik de nova V603 Aql eens te proberen. Daarvoor print ik de zoekkaart van de AAVSO uit, waarop de nova is weergegeven met omringende sterren en hun magnitudes. Nu is het schatten van veranderlijken een kunst op zich, waarin dit mijn eerste baby step is. Aquila staat zo vroeg op de avond nog mooi hoog, al is het nog wel in de uitlopers van de Haagse lichtsoep. Voor dit type object niet heel erg. De starhop is eenvoudig, al zocht ik me bij de voorbereiding thuis in de PSA heel even lens naar 62 Aql, de helderste veldster op de zoekkaart. Totdat ik besefte dat 62 op een referentiekaart voor veranderlijken natuurlijk slaat op de magnitude en niet op het Flamsteed-nummer. Vast een klassieke beginnersfout.
Al snel heb ik de nova in beeld en vergelijk ik met de omliggende sterren. In mijn idee is de nova ongeveer even helder als de nabijgelegen ster 122 en iets helderder dan 123 en 124, die al wat moeilijker zichtbaar zijn. De 125 heeft al perifeer kijken nodig en 136 zie ik helemaal niet. De verder gelegen 116 is in mijn idee net wat helderder; ik hou het dus op magnitude 12.2 met een marge van pak hem beet een halve magnitude. 12.2±5 dus. Zo. Het begin is er.

Inmiddels staat M15 mooi op zijn hoogste punt en ik ga voor de derde poging op Pease 1. Om te beginnen gebruik ik een vergroting van 350x, net als gisteren, maar de seeing lijkt vrij goed en ik zet de barrel extender op de Barlow om zo de vergroting op te schroeven tot een bijna obscene waarde van zo’n slordige 500x. Ditmaal is er veel meer detail te zien dan de vorige dag in Leiden, dus de starhop verloopt aanvankelijk goed. Maar dichtbij de kern, waar de planetaire bolhoopnevel moet staan, loop ik toch weer vast in de sterrenbrij, al kom ik een heel stuk verder. Deze keer probeer ik ook de blinking-techniek, en heel even denk ik een heldere punt te zien op de plaats waar ik Pease 1 verwacht. Maar ik vind het te onduidelijk; misschien gezien is niet gezien. Toch nog eens proberen op Breezanddijk.

En nu omhoog met die pijp, daar waar het goed donker is. In Draco stuit ik op NGC4236, een galaxy dat ook luistert naar de naam Caldwell 3. Met dit sujet ben ik wel even bezig en bijna besluit ik hem als fail aan te merken; de waarneming is te onzeker. Totdat ik de 10 mm Ortho in de strijd gooi met CLS-filter. Een vage langwerpige gloed laat zich zien op de plaats waar mijn atlas hem wil hebben. En hij blijft in beeld bij bewegen. Gotcha. Ook in de 8 mm Planetary is het stelsel nu te zien, al is hij in beide oculairs veel kleiner dan hij in werkelijkheid is. Straks thuis checken of het hem wel echt was.

01-ngc4236

Nog beter in het zwart gekleed is de Zwaan, waar open sterrenhoop NGC7039 tot nu toe aan mijn aandacht is ontsnapt. Nu heb ik een beetje een haat-liefdeverhouding met open clusters in Cygnus omdat deze nogal eens slecht te onderscheiden zijn van hun sterrijke melkwegachtergrond. Ook dit exemplaar is niet direct duidelijk, maar na een tijd meen ik linksboven en onder een overgang van sterrijk naar iets donkerder te bespeuren. Ook in het midden is het wat donkerder. Het cluster heeft dus een V-vorm. In de schets is dit ten dele te zien, vermits gebrek aan geduld mij noopt het aantal stippen op de schets binnen de perken te houden.

02-ngc7039

Dat maakt de weg vrij naar planetaire nevel NGC7048, die vlak in de buurt staat. Wanneer ik op de goede plek ben aangekomen vraag ik me even af welke van de sterren de planetaire nevel is, want ik verwacht een kleintje. De vage mist naast een van de veldsterren wijt ik aan condens op het oculair, maar daar blijkt mijn OIII-filter heel anders over te denken. Die maakt van de vage mist een heldere gloed. De ontplofster heeft beter zijn best gedaan dan ik dacht; het is een flinke bol.

03-ngc7048

Verderop in Cygnus roept nog een ander open cluster om eerder gederfde aandacht. Na een korte starhop staat NGC7063 in beeld. Deze is duidelijk, het is een vrij grofkorrelig cluster bestaande uit een klein aantal relatief heldere sterren. Misschien zouden onder een donkerder hemel nog meer zwakkere sterren zichtbaar zijn, al is de hemelkwaliteit hier rond het zenith lang niet slecht.

04-ngc7063

Inmiddels is het tegen elven en Neddy en zijn maat houden het voor gezien, nadat ze M31 en M32 mooi in beeld hebben gehad. De temperatuur daalt flink en er zit vrij veel vocht in de lucht; af en toe beslaan mijn oculairs. Gelukkig is dit goed op te lossen door deze even in mijn hals te leggen waar ze snel weer opwarmen. Ook de jaszak helpt om ze vervolgens ook warm te houden. Koud heb ik het gelukkig niet dankzij mijn kersverse skibroek en thermoshirt. Ik kan er nog wel even tegen.

Sander gaat nog even door en merqurius is lekker bezig Messiers binnen te slepen. Ik zwiep naar Cassiopeia voor een pittig galaxy, genaamd NGC147. De starhop verloopt wat moeizamer want dit ding zit echt vlakbij het zenith, dus dit is Dobsondansen in optima forma. Dauw op de zoeker maakt het ook wat lastiger maar van dansen krijg je het lekker warm en uiteindelijk staat het stelsel gewoon in beeld. Er komt een goede pot perifeer waar-of-niet-waar-nemen aan te pas maar al snel is de uitkomst: waar, de check achteraf voorbehouden. En het lijkt erop de het nog geen kleintje is ook, de vage gloed lijkt zich vrij ver uit te strekken, rond een puntvormige maar relatief heldere kern. Dat ik hem rond zie terwijl hij in werkelijkheid ovaal is geef ik hier natuurlijk niet toe want dat zou nogal een blamage zijn, maar ik heb hem maar mooi te pakken.

05-ngc147

Twaalf uur, en Sander en merqurius gaan opbreken. Zelf blijf ik nog even een half uur, totdat de maan opkomt om half één. Een mooie tijd om nog een zesde schets te maken. Wat ga ik doen, de keuze is tussen open cluster NGC7235 in Cepheus en de iets exotischer extragalactische sterrenwolk NGC206 in het Andromedastelsel. Ik besluit de exoot te proberen met het open cluster om op terug te vallen als het niet lukt.
Maar het lukt wel, een heel, heel vage gloed laat zich zien, daar waar het Peugeotcluster volgens de atlas moet staan.

06-ngc206

En nu ik er toch ben, M31 is opnieuw een beauty, samen met de flankerende schoonheden M32 en M110. Even nagenieten.
Aan de horizon staat ondertussen een gele, scheve maansikkel. Tijd om in te laden en te vertrekken. En guess what: de blower moet even voluit om de voorruit te ontdooien. Gelukkig heb ik geen last van de kou gehad, alleen koude tenen. Het is dat de maan opkomt, anders kon ik nog wel even doorgaan.

Een kwartier later ben ik thuis, net na enen. Alsof je terugkomt van een kinderfeestje. Tijd genoeg om te kijken wat er klopt van die schetsen in Aladin. En lo and behold, ze blijken alle zes correct. Daarmee kan ik met droge ogen stellen dat ik deze avond vier galaxies, twee open sterrenhopen, één bolhoop, één planetaire nevel, één extragalactische sterrenwolk en één vos heb waargenomen. Het was de korte rit meer dan waard.

 

Lowrider

Een gure wind laat M15 bibberen in het oculair. En mijzelf op mijn strijkstoel.
De wind is gedraaid van oost naar zuid, dus de balsalthoop waar we achter zitten biedt geen bescherming meer. Dit is dus zo’n moment waarop ik denk: waarom vond ik dit ook al weer leuk? Na een plons in een diepe plas tijdens het uitstappen uit de auto, geklooi met collimeren en desoriëntatie in de sterrenhemel rond Cetus ben ik het even kwijt. Heel even vergaat me de moed en verlang ik naar mijn warme auto. En mijn warme bed.
Maar ik laat me niet kennen, en we zijn met een leuke club. Even doorzetten, en de koffie van Jan helpt daar uitstekend bij. De opkomst is mooi voor een doordeweekse nacht, behalve Jan hebben ook cloudbuster, gixer, Harro en EricB de rit naar de Afsluitdijk gewaagd.

M15 is mooi, ook al bibbert hij als een riet. Ik besluit om reëel te zijn en Pease 1 te laten varen. Starhoppen is een van mijn favoriete bezigheden en een groot deel van het plezier in deze hobby, maar niet als je er zeeziek van wordt. En de vergroting van 350x die je voor dit avontuur toch echt nodig hebt, is dus net even teveel met deze wind. Toch kan ik het niet laten om in elk geval het trapezium van vier sterren te vinden waar de starhop begint. Mooi, volgende keer beter en dan weet ik alvast waar ik moet beginnen. Nu doe ik gewoon even een stap terug en ga lekker ongecompliceerd Herschelhappen.

Ondertussen is de collimatie gelukt en ook is Cetus inmiddels ontsluierd. Ik ben er weer. Omdat de walvis nog te laag in het zuidoosten staat zoek ik het even hogerop in de hemelzee, bij de Vissen. Daar ga ik op zoek naar het galaxy NGC524. In de PSA zie ik dat deze vlak bij de ecliptica staat. Leuk, denk ik nog, hier ergens moet Uranus staan. Misschien kom ik hem nog wel tegen.
Een starhop in dit deel van Vissen is altijd interessant omdat ik altijd die sterren door elkaar haal, δ, ε, ζ en μ Psc. Die staan vrij dicht bij elkaar op bijna gelijke afstand. Gelukkig hebben ze elk zo hun kenmerken, dus ik mik de Telrad op goed geluk op één van deze vier. In de zoeker blijkt dat ik “die ene met twee heldere sterren eronder” heb. Dat is dus δ. Linksaf naar ε, die met drie sterren erboven, en dan langs ζ naar μ. Dan ga ik over van de PSA naar de Deepsky Hunter en daar zie ik een tweetal heldere sterren boven μ. Als je die lijn doortrekt kom je bij NGC524. Maar één ding begrijp ik niet: rechtsboven die twee heldere sterren zie ik nog een derde even heldere die niet in mijn atlas staat. Heel even ben ik in de war en vraag ik me af of ik wel goed zit. Opnieuw ga ik het pad langs en dat klopt toch echt. Dan begint het me te dagen. Uranus! En of ik hem tegen kom. Nu ik hem toch heb plug ik mijn 8 mm-oculair erin om even te genieten van de blauwachtige minischijf. Ook deze bibbert als een tierelier maar dat mag de pret niet drukken. Toch maar mooi Uranus “herontdekt”.

Nadat ik de starhop heb vervolgd stuit ik al snel op NGC524. Het stelsel is klein maar heeft een heldere kern. Een leuk ding om te zien. Oh ja, daarom vond ik dit dus leuk. Ik ben weer op weg. Om de vondst te vieren maak ik een eenvoudige schets als bewijsmateriaal voor mezelf, en een check tegen Aladin de volgende dag bevestigt dat het hem is.

ngc524

Aan de andere kant van het eerder genoemde sterrenviertal vind ik zonder veel moeite NGC488. Dit stelsel lijkt wat groter en is net als NGC524 rond van vorm. Tenminste, dat vermoed ik, want al ben ik redelijk goed in het detecteren van zwakke objecten, vorm en detail vind ik nog steeds moeilijk om te zien. Ellipsoïde stelsels lijken wel om hun as te draaien als ik er naar kijk, dus vaak eindigen ze rond op mijn schets. Maar deze twee zijn dus echt rond.

ngc488

Inmiddels zijn we alweer een flinke tijd verder en de Walvis is mooi aan het oppervlak van de zee gekomen. Ik waag de afdaling naar NGC288 die de vorige keren niet wilde lukken. Dat is dan weer het voordeel van enkele voorgaande vruchteloze pogingen: de starhop is al bekend. En zo heb ik snel de driehoek van een heldere en twee zwakkere sterren in beeld waar de bolhoop zou moeten staan. De lichtvervuiling aan de horizon zorgt voor een melkwitte achtergrond, maar met mijn CLS-filter is het ditmaal gewoon raak. Het is ook geen twijfelgeval; de ronde gloed is gewoon duidelijk te zien en beweegt mee met zijn veldsterren. Hatsa la flatsa hebbes.

ngc288

Aangemoedigd door dit succes zwiep ik oostwaarts om een andere zuidelijke Herschelhap te verschalken. Tijdens de starhop stuit ik op het hoofd van één van de heren; sorry, ik weet niet wie want ik ben nogal slecht met namen in het donker. Dat stuiten was niet letterlijk gelukkig, en nadat de eigenaar van het betreffende hoofd een stap opzij heeft gedaan uit deze zijn verbazing over het feit dat ik vlak boven de horizon aan het waarnemen ben. Natuurlijk is dat ook niet optimaal, maar het kan. Dus doe ik het. De starhop brengt me zo laag dat de dijk in het beeldveld zichtbaar is, in één beeldveld met het asterisme waar mijn stelsel NGC613 zou moeten staan. How low can you go. Maar hoe ik ook tuur, geen galaxy te zien. Duh.
Dan toch maar naar La Palma daarvoor, want daar schijn je hem goed te kunnen zien. Of gewoon een maand later nog eens proberen, als het object hoger aan de hemel staat. Maar… de starhop weet ik alvast.

Dan maar weer hogerop: bij de hals van de Walvis staat NGC720. Ook dit stelsel is duidelijk zichtbaar en ik meen te zien dat het elliptisch van vorm is. Dat blijkt te kloppen, alleen staat het stelsel haaks op de veldster aan de linkerkant en niet enigszins gedraaid zoals ik dacht te hebben gezien.

ngc720

Mooi, ik ben tevreden en blij. Het is een bescheiden buit, maar het is mooi zo. Daarom besluit ik af te ronden met showpiece M31. En die is mooi. En groot. Heel erg groot. M32 en M110 knallen eruit, en ik denk zelfs enige structuur in het Andromedastelsel zelf te zien. Zou het, detail in een galaxy? Hoe dan ook, het is een schitterend gezicht in het widefield-oculair. Ik zwiep nog even naar de andere kant van Mirach en ook M33 springt daar eruit. Mooi, heel mooi.

Ik vind het mooi geweest voor deze avond, volgende dag weer gewoon werken en er is iets met deadlines en websites die al een week lang vandaag af moeten enzo. Het opruimen maakt dat het het niet koud meer heb.  Nadat ik afscheid heb genomen van de drie heren die er nog zijn, stap ik in de auto, daarbij de plas ontwijkend. Het blijkt pas één uur, dat valt mee. Een mooie waarneemavond en vier volle uren nachtrust voor de boeg, wat wil een mens nog meer?