“Dit galaxy blijkt echt te hoog gegrepen vanuit de Wassenaarseslag. Aquarius staat te laag boven de 3 oktoberkermishemel van Leiden. NGC7606 zal in de herkansing moeten in het Dijkgatsbos”, lees ik net nog voordat een windvlaag de bladzijden doet omwaaien. Op zoek naar de plaats waar ik ben gebleven sla ik het boek weer open en zie een flat in Amsterdam-Slotervaart. “Zou je niet eens gaan slapen?”, zegt de moeder terwijl ze de gordijnen dichttrekt. Een kleine jongen is teleurgesteld dat hij de volle maan niet nog een uur kan bewonderen en trekt de dekens nog eens over zich heen. Ik wil snel door naar NGC 7448 maar bij het bladeren valt mijn oog op een pagina met een afbeelding van een huis waar achter het zolderraam iemand met een kleine telescoop een glimp probeert op de vangen van Jupiter. En één waar een jongen van een jaar of vijftien op zijn rug ligt op een camping in de Pyreneeën, kijkend naar de zomerhemel maar nauwelijks bewust van wat hij eigenlijk ziet.
Snel sla ik een hele stapel bladzijden over en vind na enige tijd weer het tafereel waar zes gestaltes zitten op een parkeerterrein in een duingebied. Vijf mannen en één jongedame.
Naast een witte Dobson klinkt een ingehouden triomfkreet. “Hebbes”, en er wordt meteen een snelle krabbel op papier gezet. Terwijl ik het tafereel bekijk doet een windvlaag vanuit zee de Dobson even trillen en terwijl ik de pagina vasthoud om te voorkomen dat deze weer omwaait lees ik de aantekening: “NGC7448: Iets hoger, in Pegasus, lukt het wel. Een klein maar duidelijk perifeer zichtbaar, langwerpig stelsel dat verticaal in het beeldveld staat. Niet ver daarvan figureert het stelsel NGC7479. Bijna rakend aan een ster staat het forse maar zeer zwakke langwerpige stelsel, diagonaal in beeld. Om al het licht te vangen gebruik ik de 10 mm Ortho, in combinatie met CLS-filter.”
Terwijl de jongedame en haar buurman naarstig fotos aan het schieten zijn, kijken de anderen enthousiast in hun oculairs. M13 mag zich in diverse kijkers verheugen op een hoop aandacht, terwijl ook M92 de revue passert. Op hoge vergroting maken de bolhopen veel enthousiasme los.
De Dob staat inmiddels bijna recht omhoog gericht en ik zie op een vel papier een cirkel verschijnen met een heldere stip, een positieschets van een object met halo. Even later valt er te lezen: “Komeet C2014/S2 Pan-STARRS opgezocht met de zoekkaart van Skyhound. De kern leek deze keer groter dan de vorige waarneming vanuit Leiden, op 25 september.”
Dan verspreidt zich vanaf de rechtkant van de pagina een zilverwit licht over het tafereel, waarin zes mensen inmiddels hun ervaringen delen.
Als ik een aantal bladzijden om wil slaan is een nieuwe windvlaag me al voor en zie ik drie figuren tegen een bosrijke achtergrond. Eén van hen lijkt recht omhoog te kijken door een kleine korte telescoop en mompelt iets over een lastig zichtbare IC1396. Eén van de anderen wijst hem licht ironisch op de wolkensluier die ondertussen voor het object is geschoven. Dan vervaagt het tafereel achter een grijze nevel.
Snel sla ik een aantal bladzijden om, en links zie ik iets dat er uitziet als een kaart van de PSA, die al snel vervaagt om te veranderen in een afbeelding van een komeetachtig object. Rechts staat een afbeelding van een schimmige gestalte naast diezelfde witte Dob, met daaronder een bijschrift met de volgende tekst: “Op de locatie aangegeven op de zoekkaart van O’Meara vind ik een pluizige “ster”, die al op 52x als zodanig zichtbaar is. Even denk ik dat ik per ongeluk komeet C2014/S2 Pan-STARRS in beeld heb, want daar lijkt het object wel erg op met zijn heldere stellaire kern. Maar die staat toch echt niet meer in Cepheus; de locatie voor NGC40 klopt.OIII en UHC halen de nevel op; UHC laat wat meer van de omgeving over. De planetaire nevel is dan duidelijk te zien. O’Meara spreekt van een heldere centrale ster; die is dan ook heel duidelijk te zien. Niet eerder zag ik de centrale ster van een planetary, in elk geval niet zo duidelijk”. Dan beweegt de telescoop en verschijnt op de linkerpagina een sterrenhoop, terwijl de tekst op de rechterpagina verandert. “NGC129 is snel gelokaliseerd in Cassiopeia maar moeilijk te herkennen, dus in eerste instantie twijfel ik of het hem is. Astrofoto’s en andere schetsen blijken later echter overeen te komen met mijn schets. Het cluster heeft een kern van een driehoek van heldere sterren, gevuld en omringd met tientallen zwakkere sterren. Het object is niet heel duidelijk afgebakend tegen de achtergrond”.
Een bladzijde verder zie ik tot mijn verbazing precies hetzelfde tafereel. Even twijfel ik of ik wel echt een bladzij heb omgeslagen, maar dan zie ik toch het verschil: de figuur naast de Dob is ditmaal getooid met een grote zwarte handdoek. Op de linkerpagina verschijnt een vage, ietwat ovale vlek; het bijschrift rept van een stelsel dat verbazingwekkend te zien is vanuit de stad, dankzij de droge, transparante hemel op die dauwloze nacht. “Dit is werkelijk een troostprijs die zijn naam eer aandoet. Zo wordt de pijn verzacht dat ik vanavond niet in het Dijkgatsbos kan zijn”, zo valt er te lezen. “NGC7814, de hekkensluiter van de Vierhonderd van Herschel, een dag nadat ik de aanvoerder te pakken had. Wie had gedacht dat dit mogelijk zou zijn vanuit de eigen achtertuin? Helemaal zeker van mijn zaak ben ik in eerste instantie niet maar achteraf bevestigen astrofoto’s op internet de locatie, vorm en richting van het galaxy in Pegasus“. Degene die dit heeft opgeschreven moet oprecht blij zijn geweest met deze vangst.
Het beeld vervaagt, de tekst verandert, het enthousiasme blijft wanneer een nieuw beeld is verschenen. Een nauwelijks zichtbare vlek toont zich in een sterk vergroot beeldveld. Het bijschrift spreekt van een open cluster, maar blijkbaar is zelfs de vergroting niet voldoende om het op te lossen. Zodra de tekst leesbaar is, lees ik: “Ook hier zijn de uitstekende atmosferische omstandigheden waarschijnlijk in mijn voordeel. Waar ik het piepkleine open cluster NGC136 in Cassiopeia de avond ervoor niet kon spotten, verschijnt nu een gloed op de plaats die aangegeven staat op de zoekkaart. Het blijft bij een gloed, want zelfs doorvergroten tot 312x, met CLS-filter, lost geen sterren op. Dat moet onder een donkere hemel beter kunnen. Waarschijnlijk is het cluster wat dat betreft te vergelijken met NGC 6802. Een vergelijking achteraf met astrofoto’s online, bevestigt de locatie en grootte van het cluster.”
Een zachte bries steekt op. De lichten van een voorbijrijdende auto verlichten even het tafereel; een kat loopt voorbij de rockerbox. Even lijkt de waarnemer te aarzelen maar dan toont de afbeelding op de linkerpagina een nieuw object. “Alweer geen makkelijk object voor de stadshemel maar toch moet ook NGC185 eraan geloven. Ook hier bieden online astrofoto’s weer uitkomst ter bevestiging. Het galaxy manifesteert zich perifeer als een ronde gloed binnen een vierhoek van sterren. Het CLS-filter haalt het beeld net wat op”, zo valt te lezen over dit object in Cassiopeia. Dan verschijnt er, bijna oogverblindend na al dit subtiele werk, een helder open cluster. De sterrenhoop bestaat een een soort langerekte S van vijf sterren aan de oostkant en een onregelmatige vorm van tien tot vijftien sterren in het westen. Al deze sterren zijn ongeveer even helder. “Op lage vergroting (52x) is NCG225 al direct te herkennen en springt het cluster voor de verandering duidelijk uit zijn melkwegachtergrond in Cassiopeia. Op 125x komt hij nog beter tot zijn recht”, luidt het bijschrift.
Een helder Andromedastelsel vult plotseling beide pagina’s van het open boek. Een heldere M32 prijkt in de halo van zijn moederstelsel, en aan de overzijde is ook M110 makkelijk zichtbaar. “Zou hij dit zo vanuit de stad hebben gezien?” vraag ik mij af, en terwijl ik me daarover verwonder verschijnen in een flits de Pleiaden in hun geheel in beeld, dat vervolgens vervaagt.
Ondertussen ben ik best moe geworden van al deze indrukken. Ik besluit nog éénmaal een blik te werpen op een nieuwe pagina. Ik zie niet meer dan een leeg blad, waarvandaan een stevige bries opsteekt. In de verte krijst een zeemeeuw. Op de achtergrond meen ik zacht, het geruis van de branding te horen. Iets in mij wordt onrustig. Geduld. Wanneer? Een onverzadigbaar verlangen komt op in mij om deze volgende bladzijde te schrijven.